Analoge aansturing
In mijn kinderjaren werd er nog gespeeld met blikken opwindtreinen of te wel uurwerktreinen. Het grote nadeel was iedere keer opwinden en enkel rondjes rijden. Na de eerste wereld oorlog kwam Märklin met een elektrische aandrijving. De locomotief was voorzien van een 20 volt wisselstroom motor, deze werd aangestuurd door een trafo.
Wisselstroom is een pulserende spanning waarbij er niet direct een onderscheid is tussen plus en min. Om de loc’s in een andere richting te laten rijden moet er gebruik worden gemaakt van een omschakel relais.
De motor is voorzien van een veldmagneet met dubbele spoel via een omschakelrelais word het magnetisch veld omgekeerd waardoor de loc voor of achteruit kan rijden. Märklin heeft de keuze gemaakt voor een 3 railgeleider systeem wat nu nog steeds word gebruikt. Hierbij vormen de buitenste railstaven de – pool(wielen maken contact met de –pool) en de midden geleider de + pool(via een sleepcontact is er contact met de motor). Het grote voordeel hiervan is een betrouwbaar systeem wat stroomafname betreft. Wisselstroom wordt ook wel met AC aangeduid. Een ander systeem is het 2 geleidersysteem hier zijn de wielen in het algemeen aan een as elektrisch geïsoleerd ten opzichte van elkaar. Via de beide spoorstaven bereikt de gelijkstroom de locomotief. Dit is een afgevlakte spanning waarbij de ene toevoerdraad de zogenaamde "plus" en de andere de "min" levert. Gelijkstroom wordt ook wel door de letters DC aangeduid
De aansturing van o.a. wissels, ontkoppelrails geschied via schakelaars wat voor de nodige
bedrading zorgt. Dat alle treinen tegelijk gaan rijden is te voorkomen door het spoor op te delen in ‘baanvakken’, die allemaal geïsoleerd van elkaar zijn en met een eigen transformator aangestuurd worden. Later is er een bloksysteem op de markt gekomen waarmee je meerdere treinen in een sectie automatisch kunt beïnvloeden d.m.v. wissels en seinen
Deze pagina is voor het laatst bijgewerkt op 09-09-2017
Maak jouw eigen website met JouwWeb