Besturing

Analoge besturing

Analoog rijden is het heel simpel, of het nu om gelijkstroom ( o.a. Fleischmann, Roco) - of wisselstroom (Màrklin) gaat. Als Màrklinrijder beperk ik me tot de uitleg over de besturing van dit merk.

Voor 1985 was de besturing van Màrklin locomotieven alleen mogelijk als ze via een transformator werden geregeld d.m.v. wisselspanning (Alternating Current afgekort AC met als symbool ~).

De snelheid van de locomotieven is te regelen met de knop boven op de transformator. Vanuit de 0 stand is het mogelijk de spanning op te voeren tot +/- 16 Volt ~.

De oudere analoge màrklin locomotieven zijn voorzien van een dubbele veldspoel. Sinds 1938 is er in iedere Màrklin locomotief een relais ingebouwd.

In principe is dit relais een omschakelaar. In de ene stand wordt spoel 'vooruit' voorzien van spanning, in de andere stand wordt spoel 'achteruit' voorzien van spanning.

De rijrichting is te veranderen door een korte piekspanning te geven. Doorgaans doe je dit door de draaiknop van de transformator even door de ‘nul’ heen te drukken. Het nadeel van een analoge besturing is dat je slechts met èèn locomotief gelijk kunt rijden. Maar een ervaren modelspoorder realiseert met een trafo of meerdere trafo’s via allerlei schakelingen en baansecties tòch uitgebreide analoge regelingen en treinbewegingen.

Door secties (wisselstraten) te maken was het mogelijk om van locomotief te wisselen zonder deze van de modelbaan te halen. Om met meerdere locomotieven tegelijk te rijden moest het spoor worden opgedeeld in ‘baanvakken’, die allemaal geïsoleerd van elkaar zijn en met een eigen transformator aangestuurd worden

Deze pagina is voor het laatst bijgewerkt op 21-11-2016